Geplaatst door Massive Attack – Unfinished Sympathy
(o) Mahavishnu Orchestra and John McLaughlin – Planetary Citizen (1976). In het begin en na bijna een minuut roept een vrouwelijke stem “Hey hey hey hey”. Deze blijkt een onmisbaar element binnen Unfinished Sympathy en geeft de track nog wat extra melancholie. Mahavishnu Orchestra was een jazzrock combo rond bandleider John McLaughlin, die nog als gitarist deel uitmaakte van Miles Davis’ band. Hij richtte zijn Orchestra op in 1970 en maakte vooral in de jaren ’70 een aantal belangrijke albums. Een opmerkelijk bandlid was toch wel Jan_Hammer, bekend van de Miami Vice-soundtrack uit de 80’s met ‘Crockett’s theme’. Een latere bezetting van de Orchestra bestond uit o.a. Jean-Luc_Ponty en Narada_Michael_Walden, een behoorlijke sterbezetting dus.
Wild Bunch
Brits r&b-/hiphopcollectief (later onder de noemer triphop) Massive Attack was ooit begonnen als the Wild Bunch, halberwege jaren ’80. Zo stonden ze nog aan de wieg van Buffalo stance voordat 3-D (Robert del Naja), Daddy G (Grant Marshall) en Mushroom (Andrew Vowles) Massive Attack vorm gaan geven. Nellee Hooper had het collectief reeds verlaten om zich bij Soul II Soul te voegen. Met zangeres Shara Nelson worden meerdere singles opgenomen, Cameron McVey (man en producer van Neneh Cherry) fungeert meestal als producer. 3-D is op zijn beurt weer betrokken bij Cherry’s single ‘Manchild’, zo lijkt dit een hechte muziekscène.
Het innovatieve ‘Unfinished Sympathy’ is de grote doorbraak van Massive Attack, maar bereikte alleen in ons land de bovenste positie. In de UK lijkt #13 een lage notering, maar de track komt later in vele eindlijstjes prominent voor. In wezen is deze en ook andere nummers van debuutalbum ‘Blue Note’ bepalend geweest voor een nieuwe stroming. Het was geen hiphop, had wel hiphopbeats, soulinvloeden, maar de term “triphop” werd pas in 1994 geïntroduceerd, met terugwerkende kracht.
Nog even terugkomend op hiphopbeats, de beat uit Unfinished Sympathy is afgeleid van ‘Parade Strut (Instrumental)’ (1974) door J.J. Johnson.
